fbpx

Op toneel (en alsnog voor de rechter?): de vergeten verdrijving van Poolse Joden

Op toneel (en alsnog voor de rechter?): de vergeten verdrijving van Poolse Joden

Dit artikel over de verdrijving van de Joden in 1968 van Jenne Jan Holtland verscheen op 27 maart in de Volkskrant.

Op een onooglijk treinstation aan de noordkant van Warschau, verstopt achter een kebabzaak, hangt een kleine, zwarte plaquette. ‘Hier lieten ze meer achter dan ze bezaten’.

Maart 1968

Het zinnetje herinnert aan de 13 duizend Poolse Joden die hun land moesten ontvluchten. Vanaf dit treinstation vertrokken ze. Een andere keus hadden ze niet. De communistische machthebbers onder leiding van Wladyslaw Gomulka hadden hen afgeschilderd als ‘een vijfde colonne’, die op het punt zou staan de macht over te nemen. Er gingen lijsten rond met namen van Joden. Bedrijven werden aangemoedigd Joodse werknemers te ontslaan. Wie naar Israël wilde, zei Gomulka, kon vertrekken. Het was maart 1968.

In een paar maanden gaven ministeries en bedrijven duizenden Joden aan bij de autoriteiten. Hun paspoort werd ze afgepakt. Met één doos met spullen en maximaal vijf Amerikaanse dollars stapten ze op de trein. Ze gingen naar Zweden, de Verenigde Staten of Israël en zagen hun thuisland in veel gevallen nooit meer terug.

Het Station Gdanska, de plaquette bevindt zich op de hoek rechts

Vijftig jaar later

Deze maand, precies vijftig jaar later, is in Warschau een toneelstuk in première gegaan dat de gebeurtenissen herdenkt. Het heet Gerechtigheid. Regisseur Michal Zadara (41) spitte met een team van juristen en historici in de archieven. Ze wilden weten of Polen nog mensen zou kunnen vervolgen voor ‘1968’. Is er alsnog recht te halen? Welke daders leven nog?

In een kleine repetitieruimte van het Gemeenschapstheater in Warschau zitten vier acteurs rond een tafel: twee mannen, twee vrouwen. Regisseur Zadara komt aangelopen met een editie van het tijdschrift Newsweek Polska in zijn hand. Bladerend: ‘Kijk, een uitgebreid verhaal over de slachtoffers van 1968. Maar over de daders staat er geen woord in.’

Holocaustwet

Het is dringen voor Zadara om er tussen komen in Polen, nu het debat over het lot van de Joden vooral gaat over de omstreden Holocaustwet. Sinds 1 maart mag je het Poolse volk niet langer verantwoordelijk stellen voor de vernietiging van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zorgen over wat dat betekent voor de vrijheid van meningsuiting, wuift regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) weg, hoe groot de kritiek van bevriende landen (Israël, Verenigde Staten) ook is.

Joodse belangenorganisaties klagen over de gure wind die door Polen waait. Een historica zei op een goed bekeken staatszender dat terwijl de Polen onder de knoet van de nazi’s leefden, de Joden in het getto van Warschau ‘feest hadden gevierd’. Joden, sprak een priester met een ernstig gezicht, hebben een andere opvatting van waarheid dan Polen. ‘Voor een Jood is ‘waarheid’ iets dat overeenkomt met zijn eigenbelang.’ Op sociale media piekte de antisemitische laster.

Toen de Israëlische ambassadeur zich waagde aan een vergelijking tussen het antisemitisme van nu en dat van 1968, opperde een PiS-senator dat zij misschien beter het land kon verlaten. Half Polen vraagt zich intussen vertwijfeld af of de les van het verleden vergeten is.

Zoektocht naar daders

In de warme oefenruimte turen de acteurs naar hun tekst die met een beamer op de muur wordt geprojecteerd. Ze zetten een zoektocht in scène naar de daders van 1968. Actrice Barbara Wysocka krijgt een gouden tip door de telefoon. ‘Wat zeg je? Zeg dat nog eens!’ Ze gebaart om een pen, krabbelt iets op papier en beent dan luid bellend de kamer uit.

Het blijft niet bij actie op het podium alleen, vertelt regisseur Michal Zadara (43). Tegen twee nog levende mensen die in ’68 een kwalijke rol hebben gespeeld, doet hij deze week aangifte. Beide waren journalist in communistische media. Ze deden mee aan de hetze door Joden de schuld in de schoenen te schuiven voor de Holocaust, en ze op te roepen hun spullen te pakken. Als het aan Zadara ligt, worden de twee vervolgd voor misdaden tegen de menselijkheid.

Het is als met Radio Mille Colline, vindt hij, de radiozender die Rwandese Hutu’s ophitste tegen de Tutsi’s en zo de aanzet gaf tot de genocide. ‘Niemand begaat zulke misdaden in z’n eentje. Het gaat om de systematiek. Wie deelneemt draagt verantwoordelijkheid. Kijk naar het proces van Nürnberg: de man achter propagandablad Der Stürmer, Julius Streicher, werd als enige veroordeeld voor het verspreiden van rabiate ideeën. Dat was volgens het tribunaal een misdaad tegen de menselijkheid.’

Twee 'aangiftes'

Van de twee oud-journalisten heet er een Iwona Sledzinska-Katarasinska. Ze is nu 77 jaar oud, en zit in de oppositie voor Burgerplatform, de op één na grootste partij in Polen. Eind jaren negentig ging ze door het stof voor haar twee opruiende artikelen. Ze noemde ze achteraf bezien ‘smerig en stompzinnig’. ‘Ik was en ben geen antisemiet, en zal er nooit een worden’, laat het parlementslid nu per sms weten. ‘Mensen die er in maart ’68 bij waren, kunnen dat bevestigen. Helaas zijn de meeste inmiddels dood.’

De ander tegen wie de theatermakers aangifte doen, is een 86-jarige die een stille oude dag beleeft in Lódz, Oost-Polen. Zijn dagen bestaan uit tv kijken, of eigenlijk luisteren, want volgens zijn vrouw is hij nagenoeg blind. Van wat hij vijftig jaar terug geschreven heeft, herinnert Karol Badziak zich niks, zegt ze. ‘Op sommige dagen vergeet hij zijn eigen adres.’ Van de artikelen weet zij evenmin iets: de twee kenden elkaar in ’68 nog niet.

‘Natuurlijk klinkt het naar om zo’n oude man na zoveel jaren aan te pakken’, zegt Zadara in het theatercafé. ‘Maar dat medelijden gaat gelijk weg als je z’n artikelen leest die neerkomen op het overpennen van Goebbels. Echt zieke stuff.’

Politieke crisis van 1968

Misdaden tegen de menselijkheid is een heftige aantijging, waar niet iedereen in mee wil gaan. ‘Kom op zeg. Er was geen massamoord, geen massale opsluiting’, zegt Dariusz Stola, de directeur van het Polin-museum voor Joodse geschiedenis in Warschau. Hij verwijst naar grote demonstraties in de jaren zeventig en tachtig, waar door keihard politieoptreden tientallen doden vielen en honderden gewonden. Was dat soms minder erg?

Stola heeft gezag als het om ’68 gaat. In boeken en artikelen reconstrueert hij wat er gebeurde: hoe de opvoering van een theaterstuk van Adam Mickiewicz, de Poolse dichter des vaderlands, verboden werd. Hoe honderden boze studenten daarna de straat op gingen, en het land in een politieke crisis stortten. En hoe een radicale fractie binnen Gomulka’s kabinet besloot de Joden daarvoor de schuld te geven. ‘De anti-Joodse campagne fungeerde als rookgordijn om de protesten in het land te doen vergeten’, zegt Stola.

Het gebeurde razendsnel, sneller dan veel Joden konden bevatten. Polen was hun thuis, ze voelden zich Pool. Veel families hadden na de Shoah in stilte hun achternaam ‘verpoolst’; kinderen wisten soms niks van hun achtergrond. Toen kwamen de slogans: ‘Zionisten naar Zion.’ Het was vlak na de Zesdaagse Oorlog in het Midden-Oosten (1967), waarbij Polen net als de Sovjet-Unie kant koos voor de Arabische landen en tégen Israël. Ten overstaan van enthousiast klappende partijleden sprak Gomulka van een bepaalde ‘categorie Joden’ die trouwer was aan Israël dan aan Polen.

Voor de tv zat Ida Kaminska te kijken, op dat moment hoofd van het Joods theater. Ze schrijft erover in haar memoires. ‘Ik kon mezelf nauwelijks onder bedwang houden, rende naar de badkamer, nam een pil en schreeuwde: Weg hier! Nu meteen, of we overleven het niet.’ Samen met duizenden anderen stapte ze op de trein. Het nazistische project om Polen te vrijwaren van al het Joodse leven, was onder de communisten bijna alsnog voltooid.

Huidige politiek

Een formeel excuus van de Poolse regering? Het kwam er een beetje wel en een beetje niet. Het vrije Polen van nu, verklaarde president Andrzej Duda, ‘is niet verantwoordelijk en hoeft zich niet te verontschuldigen’, omdat het volledig losstaat van het Polen van toen. Dat land liep aan de leiband van Moskou. ‘Vergeef alstublieft het Polen van toen, en Poolse burgers, voor deze afschuwelijke gebeurtenis. Het Polen van vandaag lijdt onder het verlies.’

Duda heeft een punt, zegt historicus Stola. Polen was in 1968 onvrij, en over de steun voor de hetze onder gewone burgers bestaat nog volop discussie. ‘Sommigen zagen de anti-Joodse campagne als een bevestiging van hun vooroordelen, maar ze hielden hun mond en bleven onder de radar. Dat was de overlevingsstrategie tijdens het communisme.’

Kan zijn, reageert Zadara, maar ook toen golden er wetten. ‘Er was recht, en onder de toen geldende wetten was de Joodse verdrijving illegaal. Dus kun je mensen vervolgen.’ Volgens de regisseur is antisemitisme een ziekte die Europa al negenhonderd jaar onder de leden heeft. ‘Ik merk dat mensen niet over hun etnische achtergrond durven praten. Dat is de erfenis van ’68. Ze zijn bang te zeggen dat ze Joods zijn, of dat hun grootmoeder Duits was of Russisch. Men identificeert zich als volledig Pools.’

Nu begint het pas....

Zondagavond. Bij de opvoering van Gerechtigheid is iedere stoel van de kleine zaal bezet. Op rij twee zit een vrouw van in de zeventig. Ze herinnert zich de beklaagde Sledzinska-Katarasinska die bij haar op school zat. Overmand door emoties roept ze midden in de opvoering iets naar de acteurs: hoe haar oude schoolvriendin uit Lódz in de jaren tachtig juist dapper was geweest als dissident tegen de communisten. De acteurs kijken even op, maar gaan er niet op in.

In de slotscène trekken de acteurs hun jassen aan en verdwijnen van het podium. Hun spitwerk zit erop. De Beatles rammen uit de speakers. Wat achterblijft, is een dik pak papier op een houten lessenaar – de aangifte. Nu is het woord aan het publiek. Nu begint het pas.

Foto plaquette via Gazeta, foto station via Salon Literacki.

 

Reacties zijn gesloten.