fbpx

Anna Bikont: De misdaad en het zwijgen

Naar aanleiding van de publicatie van de Nederlandse vertaling van het boek van Anna Bikont 'De misdaad en het zwijgen' verscheen in NRC een recensie en interview. Bikonts boek gaat over de pogrom in Jedwabne door Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Met dank aan de journalisten Laura Staring en Pieter van Os kunnen we met hun toestemming hier beide stukken samenbrengen.

Wilt u na het lezen van deze stukken meer weten? Op 17 oktober is Anna Bikont in Amsterdam (zie onze agenda). Op 25 augustus publiceerden we een bijdrage van Stefan van der Poel (Rijksuniversiteit Groningen) onder de titel 'Gevangen in Slachtofferschap' dat meer achtergrond biedt over het boek van Gross waarover in onderstaand artikel wordt gesproken.

Het boek van Anna Bikont is naar het Nederlands vertaald door o.a. Karol Lesman die onder andere de klassieker 'De pop' vertaalde.

De recensie: Een huiveringwekkend staaltje onderzoeksjournalistiek

Bron: NRC |  Laura Starink | 22 september 2016

In de eerste jaren van deze eeuw ging Anna Bikont, journalist van dagblad Gazeta Wyborcza, naar het Poolse stadje Jedwabne om met iedereen te praten die te maken had met het onderwerp van het pamflet Neighbors (2001) van historicus Jan Gross: de moord op de joden van Jedwabne tijdens de Tweede Wereldoorlog. Niet de Duitsers, schreef Gross, maar de inwoners van het Oost-Poolse stadje zelf hadden de joden omgebracht: op 10 juli 1941 dreven zij hun buren bijeen in een schuur en staken die in de fik. In de hele regio hadden meer dan dertig van dit soort spontane pogroms plaats. Na publicatie van Gross’ boek begon in Polen een enorme polemiek over het Poolse antisemitisme.

Bikonts De misdaad en het zwijgen. Jedwabne 1941, de levende herinnering aan een pogrom in Polen is een huiveringwekkend staaltje persoonlijke onderzoeksjournalistiek. Bikont vond overlevenden die slechts met grote moeite hun mond wilden opendoen. Ze sprak met priesters, historici en juristen. Ze slaagde er zelfs in twee daders op te sporen, de gebroeders Laudanski. ‘Terwijl ik met ze sprak, wist ik dat ze de beelden voor ogen hadden van de verkrachtingen en moordpartijen,’ schrijft ze. ‘Maar de broers Laudanski waren trots op hun leven. Steeds als ik er vandaan kwam, voelde ik me doodziek.’

Bij het lezen van haar boek onthutst je de agressie van de huidige inwoners van Jedwabne, die niets met de misdaad te maken hadden, maar de werkelijke toedracht categorisch afwijzen. Niet de joden, maar zíj zijn het slachtoffer van de anti-Poolse pers.

Jedwabne was Bikonts eerste confrontatie met echte vreemdelingenhaat en ze kwam tot de conclusie dat die altijd wordt georkestreerd, in dit geval door een extreem-rechtse politieke partij uit het interbellum en door de reactionaire Poolse katholieke kerk. In Jedwabne werd die gepersonifieerd door pastoor Orlowski, die de woede over Gross’ onthullingen vanaf de kansel opzweepte.

Bikont schopt nog tegen een ander heilig huisje: de partizanen. In de Poolse historiografie was het moedige verzet tegen de nazi’s lang onomstreden. Maar zij laat zien dat de partizanen in het verarmde Oost-Polen een belangrijke rol speelden bij het organiseren van de pogroms. Dat is moeilijk te accepteren; voor de meeste Polen blijven partizanen helden, terwijl joden collaboratie wordt verweten met de Sovjets, die in 1939 het oosten van het land bezetten.

Bikont laat zien hoe zwaar het verleden nog steeds op Polen drukt. Terwijl de vorige Poolse regering het boetekleed aantrok en twee presidenten officieel excuses aanboden op de jaarlijkse herdenking in Jedwabne, staat het huidige bewind weer volop op de rem. Het maakt haar boek alleen maar relevanter.

Het interview: ‘Polen die joden hadden gered, hielden dat geheim’

Veel Polen kunnen niet accepteren dat de joden van het stadje Jedwabne vermoord zijn door hun buren. Journaliste Anna Bikont schreef er een indringend boek over: ‘In Polen werd overal openlijk gemoord.’

Bron: NRC | Pieter van Os | 22 september 2016

Eigenlijk weet niemand hoeveel joden er nu in Polen wonen. Voor de oorlog waren het er 3,3 miljoen. Aan het slot van haar boek De misdaad en het zwijgen legt de Poolse journalist en schrijver Anna Bikont (1954) uit hoe een recente volkstelling op het absurd lage aantal van elfhonderd komt. „Je moest eerst ‘nee’ zeggen op de vraag naar de Poolse nationaliteit om daarna een andere nationaliteit te kunnen aanvinken.”

In een bescheiden appartement vol boeken in Mokotow, een wijk voor de culturele elite van Warschau, verduidelijkt Bikont: „Jood is in Polen een nationaliteit. Je bent Pool óf jood. Dat was zo, en is nog steeds zo.”

Zelf ontdekte Bikont pas op volwassen leeftijd dat haar moeder joods is. Dankzij een Pool die haar valse papieren bezorgde overleefde zij de oorlog. De twee werden verliefd, trouwden en besloten hun kind een leven als jood in Polen te besparen. Maar Bikont wil haar afkomst niet verloochenen, ze is jood én Pool. Toen ze haar onderzoek begon naar de pogroms in de Oost-Poolse plaatsjes Wasosz, Jedwabne en Radzilów, bleek de openheid over haar afkomst de gesprekken met de betrokkenen en hun kinderen des te indringender te maken, net als de verwijten jegens haar en de vriendschappen die ze opdeed.

Tegelijk bracht haar onderzoek oude vriendschappen in gevaar. Tot haar teleurstelling wilde zelfs de joodse hoofdredacteur van haar eigen krant Gazeta Wyborcza, Adam Michnik, niet geloven dat Polen verantwoordelijk waren voor de moordpartij in Jedwabne, waarbij tenminste 340 mensen de dood vonden (het aantal is vastgesteld in een onderzoek van de Poolse overheid) en 1600 op zijn hoogst, het aantal waarmee historicus Jan Gross in 2000 naar buiten kwam.

Maakte het onderzoek u eenzaam?

„Ik ben in mijn leven nooit zo eenzaam geweest als toen. Gazeta is voor mij als familie: het eerste nummer werd bij mij in de keuken bedacht. Opeens werden mijn artikelen niet meer gepubliceerd. En werden autochtone Polen naar Jedwabne gestuurd, omdat ik als jood niet objectief zou kunnen zijn, ik zou te emotioneel betrokken zijn. Echt, het was voor het eerst in mijn leven dat ik het gevoel had vanwege mijn joodse wortels als minderwaardig te worden gezien.”

Wat vond u zelf de schokkendste ontdekking tijdens uw onderzoek?

„Dat zelfs die paar mensen die joden hebben gered daarvoor betaald hebben met een zwaar leven, of zelfs de dood. Eén van hen, Antonina Wyrzykowska, heeft de belangrijkste getuige van de moordpartij gered, Szmul Wasersztejn. Maar ze moest direct na de oorlog met hem vluchten. Zij die joden hadden gered, probeerden dat geheim te houden. De kinderen van Antonina willen nog steeds niet dat hun moeder in de openbaarheid komt als ‘jodenredder’.

Toen ze in 2001 een presidentiële onderscheiding kreeg, was haar dochter boos: hoe had ze naar die ceremonie kunnen gaan? Antonina begrijpt dat verwijt zelfs, want haar kinderen ondervinden problemen als zij op zo’n manier in het nieuws komt. Een schoondochter, werkzaam op het gemeentehuis, kreeg de volgende dag het verwijt: ‘Wat? Werk jij hier nog? Jullie hebben toch genoeg geld: je schoonmoeder heeft zeven joden verborgen!’ En dat zijn verwensingen van nu. Direct na de oorlog kreeg Antonina klappen van de moordenaars. Op andere plaatsen werden ‘rechtvaardigen’, zij die joden hadden gered, zelfs vermoord, soms op gruwelijke wijze.”

Alleen uit antisemitisme?

„Nee. Ook uit angst. De daders waren meestal mensen die joden hadden vermoord tijdens de bezetting, zoals de mannen die Antonina direct na de oorlog in elkaar sloegen. Ze waren bang dat jodenredders hen zouden verlinken bij de nieuwe autoriteiten die mensen berechtten voor hun misdaden tijdens de bezetting. Ook voor de moordpartij in Jedwabne zijn in 1949 twaalf gevangenisstraffen uitgedeeld. Op inwoners van Jedwabne maakt dat overigens geen indruk. Die zeggen dat alle vonnissen uit de Stalintijd vals waren. Door het publieke debat is Jedwabne nog antisemitischer geworden, net als grote delen van Polen. De bevolking groef zich in tegenover wat zij zien als leugens uit de stad, de rest van de wereld en de joodse gemeenschap die haar bezittingen terug wil.”

U schrijft ook over het lot van enkele joden die overleefden en niet uit Jedwabne vertrokken.

„Dat is van een ontstellende droefenis. Ze werden katholiek en leefden verder in permanente angst. Of erger. Het jongetje Icek Kuberski werd kort na de oorlog gestenigd door zijn Poolse vriendjes. Terwijl ze de koeien hoedden, speelden ze een spel. Icek won. Dat konden de vriendjes niet verkroppen – verliezen van een jood. Nog twee dagen leefde hij door met zware verwondingen. Hij was gedoopt, maar een moeder van een van de jonge moordenaars ging naar de pastoor om te zeggen dat een jood geen katholieke begrafenis mocht krijgen.”

Wat was de rol van de kerk in deze misdaden?

„Deze dagen gaat er veel aandacht uit naar priesters die joden hebben geholpen. Ik probeerde ze te vinden in Jedwabne en omgeving. Tevergeefs, ik vond zelfs geen geestelijke die tegen kerkgangers zei ‘joden doden is verkeerd’. Joden waren communisten, zo is het eeuwige verhaal, en Polen vochten tegen nazi’s én communisten. Toen inwoners van Radzilów hun joodse buren vermoordden, droegen ze Poolse vlaggen om hun armen. Alsof ze verzetsstrijders waren die hun patriottische plicht vervulden. Tel daarbij op de verruwing van de hele samenleving door de oorlog.

Kijk, Polen is een bijzonder land omdat iedereen de Holocaust zág, anders dan bijvoorbeeld in Nederland. Iedereen kent de kampen Treblinka en Auschwitz, maar de Holocaust had hier ook plaats in stadjes, dorpen, weilanden, boerenschuren. Overal werd openlijk gemoord, overal was doodslag. Net als Duitsers zagen Polen er geen been in joodse kinderen te vermoorden; potentiële communisten, zeg maar.”

Waren communistische sympathieën onder joden niet begrijpelijk? De wereldrevolutie beloofde een einde te maken aan het nationalisme en daarmee het antisemitisme.

„In grote steden ja, maar niet in kleine, als Jedwabne. Het communisme was atheïstisch, de joden in de dorpen waren diep religieus. Het communisme bepleitte nationalisatie van de productiemiddelen, de joden in de dorpen waren kleine zelfstandigen, winkeliers, ondernemers. Jedwabne telde misschien vijf joodse communisten, niet meer.”

In het nieuwe nawoord in uw boek suggereert u dat het gesprek over Jedwabne beslissend is geweest voor de afgelopen presidentsverkiezingen. Denkt u dat echt?

„Ja. In het enige verkiezingsdebat dat op televisie werd uitgezonden, ging het cruciale gedeelte over de omgang met de zwarte bladzijden uit het eigen verleden. Die is zo moeilijk, omdat Polen zichzelf altijd als slachtoffer zien. En slachtoffers zijn per definitie geen daders. Toch heeft de vorige president, Komorowski, zijn excuses aangeboden voor Jedwabne. Duda, die de verkiezingen won, speelde daarop in door hem in dat debat te vragen waarom hij ‘had toegestaan’ dat de Polen ‘ten onrechte zijn beschuldigd van medeplichtigheid aan de Holocaust’. Komorowski, zei hij, had gefaald in het verdedigen van de goede naam van Polen.

„Duda liet er na zijn overwinning geen gras over groeien: hij kondigde aan dat Poolse scholen de ‘pedagogie van schaamte’ zouden vervangen door een ‘pedagogie van trots’. Ook liet hij uitzoeken of de Poolse staat de onderscheidingen kon terugeisen die eerder aan Jan Gross waren gegeven, de historicus die Jedwabne in het publieke debat had gebracht.”

Gross is niet alleen een gelauwerd historicus. Hij is ook een Pool die het land in 1968 verliet tijdens een door de overheid georganiseerde antisemitische hetze.

„Ja, veel joden is toen hun nationaliteit afgenomen omdat ze lid zouden zijn geweest van een zionistisch complot.” Bikont lacht schamper. „Nee, dat groeiende patriottisme van nu is helemaal niet zo onschuldig. Maar mensen houden ervan.”

U bent uiteindelijk een soort therapeut geworden van enkele gewetensvolle mensen in Jedwabne. Is het niet pijnlijk dat niemand anders ze kan bijstaan dan een journalist?

„Er waren wel andere mensen die wilden helpen, maar dat kón simpelweg niet. Ze zouden uitgestoten worden uit de gemeenschap. Of ze lagen al te zeer met zichzelf in de knoop. Er was een man uit een van de dorpen in de buurt van Jedwabne die een einde aan zijn leven wilde maken. Ik noem hem niet in het boek, om hem niet in gevaar te brengen en hem niet nog ongelukkiger te maken dan hij al is. We spraken midden in de nacht af ergens op een weg tussen Radzilow en Jedwabne en daar vertelde hij, huilend, dat hij naar de herdenking in Jedwabne wilde, maar dat de gemeenschap hem dan zou verstoten. Bovendien, zo bleek, hij stond aan de kant van de gemeenschap. Inhoudelijk. Hij was zoon van een joodse vrouw en haar Poolse redder. Hij was katholiek, diep gelovig. Hij vertelde me dat hij van plan was zichzelf in brand te steken omdat hij joods was. Hij wilde niet met een professionele hulpverlener praten, maar alleen met mij. Het was heel beangstigend.”

En? Leeft hij nog?

„Ja. Het is mij uiteindelijk gelukt om een brief van de paus te krijgen, de Poolse paus, die het antisemitisme probeerde te bestrijden. Ik heb de brief niet gelezen, maar die moet hem gerust hebben gesteld. Daarna was het zelfverbrandingsplan in ieder geval verdwenen.”

Op 24 maart 2017 publiceerde het Reformatorisch Dagblad ook een recentie van het boek.

Bestel het boek van Anna Bikont

Het boek is te bestellen, zowel in de Nederlandse vertaling van Karol Lesman als in een Engelse vertaling via bijvoorbeeld bol.com:

Reacties zijn gesloten.