fbpx

Journalist Kapuściński nam het niet zo nauw met feiten en de waarheid- wilde hij liever schrijver zijn?

Op 23 januari 2007 overleed de Poolse journalist Kapuściński. Tien jaar later schrijft Jenne Jan Holtland over de 'reporter van de eeuw' in de Volkskrant.

Journalist Kapuściński nam het niet zo nauw met feiten en de waarheid- wilde hij liever schrijver zijn?

Hoe staat het met de nagedachtenis van hij die verfraaide, verdichtte en toevoegde?

Tien jaar geleden overleed de Poolse journalist Ryszard Kapuściński, 'reporter van de eeuw', die in 2010 enigszins van zijn voetstuk tuimelde na onthullingen over verzinsels; in het Westen althans, want in Polen is Kapuściński nog altijd een held.

Bij het opstaan 's ochtends doet Alicja Kapuscinska, 84 jaar, haar best om zo stil mogelijk te zijn, al is daar eigenlijk geen reden voor. Ze slaapt al tien jaar alleen. 'Ik ben stil uit gewoonte. Dat gaat niet meer weg. Ik wil niet dat hij door mij wakker wordt.'

Meer dan vijftig jaar lang leefde Kapuscinska samen met de gevierde Poolse journalist en schrijver Ryszard Kapuściński. Haar man stierf in 2007 na een kort ziekbed. De weduwe is een kleine, breekbare vrouw met achterover gekamd grijs haar en een stem vol weemoed. Het meest mist ze zijn glimlach. Voor haar, voegt ze eraan toe, is hij niet dood. 'Hij is gewoon op reis.'

Aan een plukje journalistiekstudenten uit Warschau vertelt ze op deze namiddag in de herfst hoe het was om met de vaak monomane schrijver samen te leven. De man die vanachter het IJzeren Gordijn met De Keizer (1978), De sjah aller sjahs (1982) en Reizen met Herodotos (2004) een wereldpubliek bereikte, legde een briefje naast de telefoon als hij moest schrijven: 'niet storen'. Hielp hij in het huishouden, vragen de studenten. Haar voor de hand liggende antwoord wordt met gelach ontvangen.

Van tevoren is afgesproken dat de weduwe geen kritische vragen zal krijgen over, bijvoorbeeld, de feiten. Het is geen geheim dat Kapuscinski zijn verhalen polijstte en er een soepele omgang met de feiten op nahield. Dankzij de tegelijk liefdevolle en kritische biografie Non-fictie (2010) van Artur Domoslawski, drie jaar na Kapuscinski's dood verschenen, weten we dat hij bij zijn reizen naar Ethiopië, Bolivia en Oeganda opgevangen geruchten soms al te gretig voor waar opschreef.

Wat heeft die kennis over hoe hij verfraaide, toevoegde en verdichtte, gedaan met Kapuściński's nagedachtenis in Polen zelf? Hoe is het daar tien jaar na zijn dood met zijn reputatie gesteld?

Feitenliteratuur

In Wrzenie Swiata ('Het koken van de wereld'), een Warschaus boekhandeltje annex café, hangen de vertalingen van Kapuściński 's boeken achter een glazen wand. Bij het zaakje horen een uitgeverij en een privéacademie - Instituut voor Reportage - voor studenten die zich willen bekwamen in de literatura faktu, 'feitenliteratuur', oftewel de literaire reportage; het is in Polen een genre met aanzien.

'Houdt een boek op journalistiek te zijn wanneer 5 of 10 procent fictief is? Ik vind van niet. Het is journalistiek en méér'
Kamil Baluk

Programmahoofd Kamil Baluk (29), sinds het verschijnen van zijn eerste reportageboek een rijzende ster in journalistiek Polen, benadrukt dat Kapuscinski 'veel meer' was dan alleen journalist. 'Zijn werk is afwisselend filosofisch en essayistisch. Studenten maken bij ons kennis met die stijl, en met het onderliggende principe van Kapuscinski's reportages: de wil om de drijfveren van mensen te doorgronden.'

Baluk behoort tot de rekkelijken in de feitendiscussie. 'Kapuściński leefde onder het communisme. Wat waar was en wat niet, was nagenoeg onmogelijk te achterhalen. Je beste vrienden konden geheim agent zijn. Sommige van zijn boeken zijn bovendien metaforisch bedoeld, zoals De Keizer (een allegorie op communistisch Polen, red.).'

De normen van nu, vindt Baluk, zijn niet zomaar op die tijd te plakken. 'Ik zeg niet dat je mag liegen in een reportage. Onze studenten zijn heel streng op de feiten in hun eigen stukken. Maar het gevaar is dat we Kapuściński's foutjes uitvergroten. Houdt een boek op journalistiek te zijn wanneer 5 of 10 procent fictief is? Ik vind van niet. Het is journalistiek en méér.'

Mysticus

Een volstrekt niet representatieve steekproef in twee boekhandels suggereert dat de doorsnee Kapuściński-lezer vooral iets moois wil lezen - feitelijk of niet. 'Het zijn alleen details die niet kloppen', zegt een klant. Een ander: 'Feiten interesseren me niet, het gaat me om de vorm.' Iemand die zich voorstelt als een kenner van de Franse psychoanalyticus Lacan oppert dat Kapuściński mogelijk mysticus was. 'Misschien keek hij heel anders naar het concept waarheid.'

Een steekproef in twee boekhandels suggereert dat de doorsnee Kapuściński-lezer vooral iets moois wil lezen - feitelijk of niet

Bronnen generen zich vaak voor wat een verslaggever gezien of gehoord heeft, e-mailt Mariusz Szczygiel, Polens meest gevierde non-fictie-auteur van dit moment. Daardoor ontstaat discussie over wat feitelijk is en wat niet.

Hij vertelt hoe een tv-journalist hem eens benaderde met informatie van een Ethiopische prinses, de kleindochter van Haile Selassie. Wat was het geval? In een fameuze scène in De Keizer had Kapuściński geschreven over het hondje van de keizer, Lulu. Het hondje zou over de schoenen van hoogwaardigheidsbekleders hebben gepiest. 'De prinses beweerde dat de keizer nooit een hondje gehad had. Ik heb een foto laten zien, door Kapuściński gemaakt, van het hondje. Daarop gaf de prinses toe dat er aan het hof een hondje geweest was. Maar: dat had nooit over schoenen gepiest.'

Diepere betekenis

Kazimierz Wolny-Zmorzynski, hoogleraar journalistiek aan de Jagiellonische Universiteit van Krakau, is een zestiger met pretoogjes die de straat niet op gaat zonder zijn vilten hoed. Hij publiceerde drie monografieën over Kapuściński. Belangrijker: de literaire reportage voorzag hij van een wetenschappelijke theorie.

Die gaat ongeveer zo. Feiten, zegt de hoogleraar, zijn er in tal van rangen. Met zijn handen bouwt hij in de lucht een soort tempeltje. Onderaan, bij het fundament, moeten de feiten kloppen. 'Daarboven ga je schilderen, als op een mozaïek met kleine en grote steentjes. De kleine feitjes hoeven niet te kloppen. Een beetje fictie helpt de reportage alleen maar verder.' Het woord 'schilderen' zal Wolny-Zmorzynski nog ettelijke keren herhalen. Een Angolees boertje moet je met een dikke, impressionistische kwast neerzetten. Je moet hem optillen boven de tijdelijkheid, zodat een lezer aan de andere kant van de wereld zich in hem herkent. 'Anders is het verhaal na een week weer gedateerd.'

In Non-fictie, de beruchte biografie over Kapuściński door Artur Domoslawski, staat het voorbeeld van een moeder die afscheid neemt van haar zoon. Huilt de moeder niet, dan kun je die traan er als verslaggever best bij 'schilderen', vond Kapuściński's geestverwant Gabriel García Márquez. Tegen een collega-verslaggever zei Kapuściński: 'Je mag de werkelijkheid aanvullen, maar wel door authentieke elementen uit die werkelijkheid te nemen. Soms helpt dat om een diepere betekenis weer te geven.'

Wolny-Zmorzynski knikt enthousiast boven zijn bord aardappelpannekoeken, en komt met een ander voorbeeld.

Een vroegtwintigste-eeuwse verslaggever, Melchior Wankowicz, wilde een reportage schrijven over de tijd die een Poolse generaal had doorgebracht in een Russische gevangenis. Alleen wilde de generaal er niet over praten. Dus stelde Wankowicz zijn vragen aan andere voormalige gevangenen. Hun gevoelens in gevangenschap bundelde hij en schreef hij toe aan de generaal. Na lezing moest de generaal toegeven dat hij perfect was neergezet.

Er valt iets op bij de hoogleraar: zijn gebruik van 'wij'. Wij Polen. Wij hier. Kapuściński's boeken waren in de kern bedoeld voor een Pools of westers publiek, verduidelijkt Wolny-Zmorzynski, niet voor de lezers 'daar' in wat toen de derde wereld heette.

Het is een veelgehoord antwoord op een aantal van de meest pijnlijke aantijgingen in Non-fictie, die vrijwel allemaal afkomstig zijn van lezers 'daar'. Wat te denken van de Boliviaan die in aanwezigheid van de biograaf de passages leest uit Christus met een geweer over zijn schouder (1975) die betrekking hebben op zijn familie, en uitroept:

'Waar hebt u dit gevonden? Wat een verzinsels!'
'Klopt er iets niet?
'Het is een roman, heel goed geschreven zelfs, maar er is niets van waar. Nou ja, bijna niets.'

Confrontatie was onmogelijk

Iemand die ook zoiets meemaakte, is Mariusz Ziomecki (65) die dertig jaar lang met Kapuściński bevriend was. De twee ontmoetten elkaar eind jaren zeventig bij het literair-politieke emigrantentijdschrift Kultura. Ze maakten lange wandelingen, hij het groentje, Kapuściński de arrivé. Leerling en meester gaat te ver, zegt Ziomecki terugblikkend. 'Zo ervoer ik dat niet. Maar natuurlijk was hij het meest aan het woord. Hij kon veel discipelen in zijn nabijheid verdragen.'

In Polen, net als in de meeste Europese landen, moet de eerste fulltime fact checker zich nog melden

Later, toen Ziomecki hoofdredacteur was van de tabloid Super Express, belandde hij tijdens een journalistiek congres in een bar met de Zuid-Afrikaan Deon du Plessis, wijlen de oprichter van dagblad Daily Sun. Het werd laat, een uur of drie 's nachts. Ziomecki: 'Du Plessis had veel tijd in Angola doorgebracht, en had Nog een dag, Kapuściński's boek over het land gelezen. Hij zei: als Kapuściński hier was, zou ik hem een klap voor zijn kop geven. Wat een leugenaar.'

Voor Ziomecki stapelden de aanwijzingen zich op dat zijn vriend het met de feiten te ruim nam. Zijn relaas is dat van een bekeerling: hij bracht als verslaggever tien jaar door in Detroit, waar hij kennismaakte met fact checkers. Zonder gaat het niet in de Angelsaksische cultuur met zijn schadeclaims. In Polen, net als in de meeste Europese landen, moet de eerste fulltime fact checker zich nog melden. 'Ik heb geen enkel respect voor de reportage in dit land', zegt Ziomecki, waarna hij twee auteurs noemt die volgens hem aan één stuk door 'liegen, fabuleren, de waarheid oprekken'.

Ik vraag hem of hij Kapuściński ooit met zijn bevindingen confronteerde. Ziomecki is beslist: daar kon geen sprake van zijn. Hij was een familievriend geworden. 'Zijn vrouw Alicja was de kinderarts van mijn dochter. Rysieks integriteit in twijfel trekken - dat kon ik niet doen.'

En, voegt hij er in één adem aan toe, er is zoveel meer dat Kapuściński's werk wél de moeite waard maakt. 'Zijn immense kennis. Zijn ongelooflijke gevoel voor historische processen. Hij had het over massamigratie van Afrika naar Europa, toen al, in de jaren zeventig. Die historische trends voorzag hij feilloos. In India kocht hij lokale kleren en verdween hij voor drie maanden. Dan dompelde hij zich volledig onder. Dat was zijn materiaal. Hij kon een verhaal zo vertellen dat het een hele beschaving in één keer typeerde.'

In Krakau kijkt Wolny-Zmorzynski op zijn horloge, hij moet weg. O, één ding nog: 'Het gaat erom dat u de naam Kapuściński nog kent, en die van andere Poolse schrijvers niet. Waarom is dat? Omdat hij zo krachtig het beeld hanteerde. Hij wist hoe je een gevoel moest overbrengen.'

'Slechts een journalist'

Feiten, geen feiten, verdichting versus waarheid: ontwar de kluwen en je houdt het tragische gegeven over dat Kapuściński helemaal geen journalist wilde zijn. Hij wilde schrijver zijn, man van de letteren, naar het voorbeeld van García Márquez. In Non-fictie zegt hij tegen een collega-schrijver: 'Jij bent een dichter die lid is van de Poolse Schrijversbond, ik ben slechts een journalist.' Ziomecki: 'De journalistiek was een middel. In zekere zin verschool hij zich achter het etiket 'reportage'. Dat voelde veilig. Hij had niet het zelfvertrouwen om daar achter vandaan te komen.'

Kapuściński's schrijverspraktijk: een dag geen regel geschreven is een verspilde dag

Op zolder in de voorname wijk Stara Ochota ligt de bibliotheek van de schrijver er nog net zo bij als op de winterdag in december 2006 dat hij naar het ziekenhuis moest. De weduwe is slecht ter been, ze komt er nooit meer. Zacht strijklicht valt op Kapuściński's typemachine. Aan de wand een Afrikaans masker. En: overal boeken. Seneca, Rumi, Kertész en Emil Cioran. Er ligt ook een monstrueuze stapel pennen. Een familie-assistente legt uit dat die afkomstig zijn van zijn graf, achtergelaten door fans.

Met een punaise heeft de schrijver een post-it vastgepind op een zolderbalk. 'Nulla dies sine linea', staat erop, een citaat dat door Plinius is toegeschreven aan de schilder Apelles. Vertaald naar Kapuściński's schrijverspraktijk: een dag geen regel geschreven is een verspilde dag. Hij heeft ernaar geleefd.

Ryszard Kapuściński in editorial office of Kultura in the 60s, photo: Aleksander Jałosiński / Forum - photo 1 via Culture.pl

 

Wordt Kapuscinski nog gelezen?

In Polen is Kapuściński jaarlijks goed voor tienduizend verkochte boeken, zo meldt zijn uitgever. Eerder dit jaar verscheen de reportage De dood van de ambassadeur (1970) voor het eerst in een Nederlandse vertaling bij Querido Fosfor, ingeleid door Frank Westerman (lees zijn artikel uit 2015). De moord op de Duitse ambassadeur Karl von Spreti in Guatemala neemt Kapuściński daarin als uitgangspunt voor een nauwkeurige typering van het verschijnsel dictatuur. Biograaf Domoslawski noemt het om die reden een 'sleuteltekst'.

Kapuściński heeft als wegbereider van de literaire reportage een trouwe schare fans in Nederland, onder aanvoering van Westerman en Lieve Joris. Westerman stelde in 2015 een bundel samen van Kapuściński's beste reportages, getiteld De draagbare Kapuściński (Arbeiderspers). Reizen met Herodotos (2005) is in mid-price-editie verkrijgbaar. Voor de rest van het oeuvre moeten liefhebbers naar het antiquariaat of de ramsj. Daartoe behoort Lapidarium - Observaties van een wereldreiziger 1980-2000 (2003), dat in de privédomeinreeks verscheen.

Meer over Kapuściński?

Bezoek Culture.pl waar ook de foto bij dit bericht vandaan komt.

 

Reacties zijn gesloten.