Wojciech Weiss (1875-1950) – Deel 2

Naar aanleiding van de tentoonstelling van Wojciech Weiss in het Gemeentemuseum van Den Haag deel 2 van een uitgebreid artikel over deze bijzondere Poolse schilder. Deel 1 verscheen op 20 mei op onze site.

Inspiratie uit Japan

Een volgende inspiratiebron voor Weiss waar het publiek tijdens de tentoonstelling kennis mee maakt is de Japanse kunst. De fascinatiegolf met de kunst van het Verre Oosten die Europa en Noord-Amerika overspoelde, bereikte ook Polen aan het einde van de negentiende eeuw. Waarom werd Japanse kunst toen pas in Europa ontdekt? De belangrijkste reden daarvoor was het zelfgekozen totale isolement van Japan dat tot 1854 voortduurde. Toen pas bereikten producten van de Japanse handwerk Europese markt: ceramiek, waaiers, kimono’s en houtsnedekunst.

Houtsneden werden aanvankelijk gebruikt als verpakkingsmateriaal voor de waardevolle en breekbare porselein. Totdat men in Europa in de baan raakte van de Japanse houtsneden zelf. Houtsneden Ukiyo-e uit de achttiende en negentiende eeuw vormen weerspiegeling van de Japanse kunst, filosofie en cultuur in de Edoperiode. Het begrip Ukiyo-e betekent letterlijk “de wereld die voorbijgaat” en het op de houtsneden vastgelegde leven dat zich in de Japanse steden afspeelde in theaters, theehuizen en bordelen, maar ook landschappen en dieren waren "prenten van de vlietende wereld".

Kunst voor de gewone mens

Ukiyo-e houtprenten hoorden geenszins bij de hoge kunst, integendeel: ze ontstonden uit de behoefte van de Japanse burgerij die laag op de maatschappelijke ladder stond. Ze kunnen worden vergelijken met populaire glossy’s van nu met foto’s van de BN-ers. Talrijke houtsneden toonden simpelweg portretten van courtisanes, beroemd vanwege hun schoonheid.

Europese kunstenaars raakten in de ban van de verschillen in de kijk op de wereld en in de weergave van de werkelijkheid, andere artistieke gevoeligheid, het gebrek aan perspectief en diepte, het gebruik van vlakke kleurvlakken omringd door zwarte contouren en de decoratieve en fragmentarische compositie.

De kunstenaars van Jong Polen− zo ook Weiss – kwamen in aanraking met de Japanse kunst tijdens hun reizen naar Parijs, München of Wenen. Weiss werd bovendien in sterke mate beïnvloed door Feliks “Manggha” Jasieński – kunstcriticus, publicist en tegelijkertijd een grote liefhebber en verzamelaar van kunst uit het Verre Oosten.

Na een mislukking in Warschau waar de presentatie van zijn kunstverzameling met spot werd ontvangen, komt hij in het begin van de twintigste eeuw naar Krakau en wordt algauw, naast Przybyszewski, een van de belangrijkste persoonlijkheden in het artistieke leven van de stad waar een kennis van Japanse kunst in de mode raakt en wordt zelfs vereist.

Aquarellen van landschappen

Terwijl veel artiesten Japanse rekwisieten vrij oppervlakkig toepasten in portretten van vrouwen in kimono’s of stillevens met Japanse ceramiek, lijkt Weiss zich beter in het onderwerp te hebben verdiept. Gefascineerd door de kleurenpalet en compositie van de Japanse houtsneden begint hij eenvoudige, fragmentarische landschappen te schilderen.

Tussen 1897 en 1902 ontstaat een serie aquarellen en oliedoeken met versimpelde compositie en horizontale, parallel aan elkaar lopende lijnen zoals op “Sunące wagony” (Voortrollende treinwagons) of “Pies na torowisku” (Hond op de spoorbaan) uit 1899.

Hond op de spoorbaan

Hond op de spoorbaan

Japanse invloeden zijn ook duidelijk zichtbaar op het schilderij “Muzykanci na moście” (Muzikanten op de brug) uit 1904 dat gehouden wordt in matte, zilverkleurige toon en fragmentarisch, zelfs toevallig afgesneden lijkt.

Muzikanten op de brug

Muzikanten op de brug

Maskers

In het “Autoportret z maskami”, dat de bezoeker van de tentoonstelling als eerste ziet, uit het jaar 1900 voegt Weiss vele motieven en ideeën bij elkaar die typisch zijn voor de kunst van Jong Polen. Weiss put in dit geval zijn inspiratie van zijn verblijf in Parijs uit waar hij zelf een verzameling van makkelijk toegankelijke en relatief goedkope houtsneden begint. Een van hen hangt op het zelfportret van Weiss aan de muur achter zijn rug als een duidelijke inspiratiebron.

Zelfportret met maskers bij de ingang van de tentoonstelling

Zelfportret met maskers bij de ingang van de tentoonstelling

Mogelijkerwijs stamt het maskermotief op de schets voor Weiss’ “Zelfportret met appel” ook uit de ukiyo-e-cultuur met als belangrijk element het kabuki

 

Zelfportret met Appel

Schets voor Zelfportret met Appel

-theater. Masker is echter een universeel symbool waarachter de schilder zich verstopt door kunstwerken te maken met verschillende thema’s en in uiteenlopende vormen. Masker als symbool van theater, carnaval en een gecreëerd, onecht, ingebeeld leven werd een populair motief in de kunst van de fin de siècle.

Uit brieven en memoires van Weiss blijkt dat hij niet onder de indruk was van de contemporaine Franse kunst maar wel van de oude meesters zoals Rembrandt, Titiaan en Velazquez die hij kon bewonderen in Louvre. Zo is zijn “Zelfportret” ook zeer museaal en deftig, de jonge kunstenaar doet bijna Rembrandts aan. Tegelijkertijd is zijn beeltenis ironisch en vol spot zoals het bij een portret van een kunstenaar past die zich in de wereld van de kunst op zijn gemak voelt en er bewust de motieven uit kiest die hem het meest interesseren.

Meer lezen over Weiss?

Wilt u meer lezen over Wojciech Weiss, lees dan ook deel 1. Deze artikelen zijn geschreven door kunsthistorica Katarzyna Wesołowska en vertaald door Iwona Mączka.

Voor het gebruik van de afbeeldingen van de schilderijen hebben we toestemming van het Gemeentemuseum. De foto is gemaakt door Polen in Beeld.

Reacties zijn gesloten.